Handelingen in strijd met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties

De Raad bevestigt de uitsluiting van de vluchtelingenstatus en van de subsidiaire beschermingsstatus van een Marokkaanse onderdaan. Volgens de Raad bestaan er effectief ernstige redenen om te veronderstellen dat de betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen die in strijd zijn met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties.

De toepassing van een uitsluitingsclausule heeft enkel tot gevolg dat het verlenen van een bevoorrechte status in België, hetzij onder de vorm van de vluchtelingenstatus, hetzij onder de vorm van de subsidiaire beschermingsstatus, wordt verhinderd. In zijn arrest brengt de Raad evenwel in herinnering dat de Belgische overheid er hoe dan ook toe gehouden is haar internationale verplichtingen na te leven, in het bijzonder deze die voortvloeien uit de artikelen 2 en 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Wanneer de betrokkene het voorwerp zou uitmaken van een verwijderingsmaatregel, dient de overheid na te gaan of de maatregel in overeenstemming is met deze Verdragsbepalingen en met de artikelen 48/3 en 48/4 van de vreemdelingenwet. Op dat ogenblik dient met andere woorden nog onderzocht te worden of deze persoon, in geval van een terugkeer naar Marokko, een gegronde vrees zou hebben om vervolgd te worden of dat er zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat de betrokkene een reëel risico zou lopen op ernstige schade in de zin van voormelde bepalingen (RvV 29 januari 2019, nr. 215 964).

31/01/2019