Wanneer de Dienst Vreemdelingenzaken een illegaal verblijvende vreemdeling wenst over te dragen aan de Europese lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, dient toepassing gemaakt te worden van de Dublin III-verordening, met inbegrip van alle daarin vervatte procedures en waarborgen. Dit geldt ook wanneer de vreemdeling, die eerder een asielaanvraag had ingediend in een andere Europese lidstaat, in België geen nieuwe asielaanvraag indient. Het is onwettig om dan een terugkeerbesluit te nemen dat deze procedure en deze waarborgen niet eerbiedigt.
Een terugkeerbesluit houdt de verwijdering in naar een derde land buiten de Europese Unie, terwijl in geval van een terugname door een lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag enkel een overdrachtsbesluit kan worden genomen. Beide procedures bieden niet dezelfde garanties en brengen niet dezelfde gevolgen mee. Indien de Dublin III-Verordening van toepassing is, is een beslissing die de procedure en de waarborgen van deze Verordening niet eerbiedigt, onwettig. De Dienst Vreemdelingenzaken kan niet naar eigen goeddunken kiezen tussen het nemen van een terugkeerbesluit of het nemen van een overdrachtsbesluit. Enkel in het geval dat de asielaanvraag van de vreemdeling in het land dat verantwoordelijk is voor de behandeling ervan definitief is afgewezen, ontstaat er voor de Dienst Vreemdelingenzaken een keuzemogelijkheid: ofwel een terugkeerbesluit nemen, naar het land van herkomst of een ander derde land buiten de Europese Unie, of toch de terugname vragen aan het land dat verantwoordelijk was voor het onderzoek van de asielaanvraag. Als ervoor wordt geopteerd om de terugname te vragen, is de Dublin III-verordening van toepassing. (RvV 8 maart 2018, nr. 200 933; RvV 9 maart 2018, nrs. 200 976 en 200 977)