De Raad heeft in Verenigde Kamers geoordeeld dat een persoon die in België werd veroordeeld voor deelneming aan een terroristische organisatie en naderhand vervallen werd verklaard van de Belgische nationaliteit naar Marokko kan worden verwijderd. Er werd overwogen dat de betrokkene niet had aangetoond dat haar uitzetting naar Marokko haar zou blootstellen aan een risico op foltering of onmenselijke of vernederende behandelingen in strijd met artikel 3 van het EVRM. Bovendien werd niet aannemelijk gemaakt dat de verwijdering een inmenging zou uitmaken in haar privé- en gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM (RvV 21 februari 2019, nr. 217 248)
In een eerder arrest had de Raad de uitsluiting van de vluchtelingenstatus en van de subsidiaire beschermingsstatus van deze persoon bevestigd.