Medische regularisatie-aanvraag – ziekte van Duchenne

De Raad dient zich te buigen over de wettigheid van een beslissing waarbij een medische regularisatie-aanvraag (artikel 9ter van de vreemdelingenwet) ontvankelijk, doch ongegrond wordt verklaard. Het gaat om de situatie van een Albanees minderjarig kind dat lijdt aan de ziekte van Duchenne (spierdystrofie).

Zowel verzoekers als de arts-adviseur van de Dienst Vreemdelingenzaken bevestigen dat deze spierziekte een fatale afloop zal kennen. Er is geen genezing te verwachten en er kan enkel ondersteuning en comfortzorg worden geboden.

Verzoekers beweren dat hun kind in Albanië niet de vereiste hulp kan krijgen, maar brengen hiervan geen bewijzen aan. Daarnaast zijn ze van oordeel dat ook moet worden gekeken naar het kwaliteitsniveau van de zorgen.

De arts-adviseur stelt in haar medisch advies vast dat de noodzakelijke multidisciplinaire omkadering wel degelijk beschikbaar is in Albanië. Zij stelt duidelijk voorop dat het onderzoek naar de toegankelijkheid van de benodigde zorgen en medicatie niet bedoeld is om zich ervan te verzekeren dat het kwaliteitsniveau van het systeem van zorgverlening vergelijkbaar is met het Belgische systeem, omdat dit tot gevolg zou hebben dat een verblijfsrecht moet worden toegekend aan elke persoon wiens systeem inzake toegang tot zorgverlening van minder goede kwaliteit zou zijn dan het systeem in België.

De Raad kan begrip opbrengen voor betrachting van verzoekers om de best mogelijke verzorging voor hun kind te verkrijgen. Artikel 9ter van de vreemdelingenwet strekt er evenwel niet toe te voorzien in een verblijfsmachtiging als de gezondheidszorg in het land van herkomst van mindere kwaliteit zou zijn dan deze in België of als verzoekers hierin geen vertrouwen zouden hebben (RvV 26 september 2024, nr. 313 531).

10/12/2024